We vermaken ons goed in Cherbourg, met als hoogtepunt een bezoek aan Cité de la Mer waar we een oude kernonderzeeboot bezoeken. Echt heel interessant, net zoals de verzameling vaartuigen waarmee de zeebodem bezocht werd, met als hoogtepunt de Deepsea Challenger: De onderzeeër waarmee James Cameron naar de bodem van de Marianentrog afzakte.
In de pilot staat op slechts tien mijl van Cherbourg een half beschut haventje beschreven bij het plaatsje Omonville. Dat lijkt ons wel wat. Na een prachtige avondtocht knopen we als enige bezoeker vast aan één van de zes bezoekersboeien. Het uitzicht is schitterend en we liggen mooi beschut van de wind, maar het zinnetje “swell tends to work in” in de Reeds, blijkt meer dan waar te zijn. Puffin ligt alleen de uren rond laagwater rustig te dobberen, de andere uren is ze een soort kermisattractie. Robin is voor het eerst sinds ons vertrek zeeziek. De volgende dag blazen we ons bijbootje op en gaan naar de wal. Heerlijk, even vaste grond onder onze voeten. We lopen een rondje, reserveren bij het plaatselijke visrestaurant en moeten het bijbootje dan redden voordat ze door het getijverschil aan de landvastjes boven het water bungelt. Oeps, dat verval gaat hier toch wel hard. ’s Avonds pakken we het slimmer aan en knopen het bootje bij de bootjes van de lokale vissers vast. Zo kunnen we rustig van ons heerlijke eten genieten. Oesters, coquilles, Robin aan de Franse kaas en Sietske aan de taart. Echt heerlijk.
Na dit uitstapje varen we terug naar Cherbourg, om zonder heftig geschommel de boot klaar te maken voor de volgende etappe. Er is rustig weer voorspeld, dus willen we tussen de Kanaaleilanden door naar Bretagne varen. Opnieuw een etappe met een nachtje doorvaren erin. We hebben erover getwijfeld of we de eilanden zouden bezoeken, maar zelfs als je gevaccineerd bent, moet je getest worden en dat zou toch wel in de papieren gaan lopen.
We motorzeilen tegen de stroom in richting de fameuze Cap de la Hague. Een kaap die je met respect moet ronden volgens de pilot. Er staan vreemde, puntige golfjes voor de kaap. Als dat een voorbode is voor wat ons straks in de beruchte Race van Alderney te wachten staat… Keurig volgens plan arriveren we op de kentering in de Race. De motor blijft aan, want het is spiegelglad en zelden zagen we zo’n rustige zee. We krijgen twee knopen stroom cadeau en genieten van het uitzicht op de eilanden. We hijsen onze Red Ensign, want we zijn op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk, daar horen deze eilanden bij. Er is daardoor ook een uur tijdsverschil met Frankrijk, best verwarrend.
Door de nacht varen we van vuurtoren naar vuurtoren. De Bretonse kust staat er vol mee en dat is niet voor niks. Gelukkig varen we in een tijdperk waarbij de GPS ons helpt om vrij te blijven van al deze rotsige gevaren. ’s Ochtends komt er eindelijk wat meer wind en kan de motor een paar uur uit. Als we Ile de Batz, het eiland voor onze bestemming Roscoff, zien liggen, zakt de wind weer helemaal in. Met de motor aan genieten we van het uitzicht op de grillige kust en de duikkunsten van de Jan van Genten om de boot. Dan ziet Robin tussen de vogels iets anders bewegen, een dolfijn! De dolfijnen hebben ons ook opgemerkt en komen even met de Puffin spelen. Heel bijzonder hoe ze voor de boeg langs duiken, wedstrijdjes lijken te houden met elkaar en met onze boot en zo dichtbij zijn, dat we ze bijna aan lijken te kunnen raken. Helemaal hieperdepiep leggen we aan in de nieuwe jachthaven van Roscoff. We hebben Bretagne bereikt en voelen ons na de ontmoeting met de dolfijnen échte reizigers!